Olie: een vangnet voor onze beleggingsportefeuilles?

Thomas planell
Thomas Planell
Thomas Planell, Beheerder-Analist bij DNCA

In de Senaat zou Pompeius gezworen hebben: “Ik moet maar met mijn voet op de grond stampen en er komen legioenen uit.” Maar in 49 voor Christus kwam er bij zijn oversteek van de Rubicon helemaal niets uit de grond om Caesar tegen te houden. Die trok het door zijn vijand achtergelaten Rome binnen alvorens het Keizerrijk te stichten.

Tweeduizend jaar later wordt militaire macht niet meer afgemeten aan rekruteringscapaciteit, maar aan de militair-industriële middelen waarover een land beschikt om zijn slagkracht in te zetten op verschillende fronten over de oceanen. In 1945 is de Pax Americana evenveel te danken aan de legioenen van GI’s dan aan de colonnes Jeeps en DC3’s die uit de fabrieken van Willys, Ford en McDonnell Douglas rolden…

Meer dan een halve eeuw na het grootste conflict uit de geschiedenis van de mensheid hebben de tertiarisering van de ontwikkelde economieën en de alomtegenwoordigheid van immateriële activa in de balansen de wereld niet minder afhankelijk gemaakt van grondstoffen. Integendeel, de digitalisering en de elektrificatie verhogen de behoefte aan energie, geleidende metalen en zeldzame aardmetalen, terwijl sinds een jaar de toeleveringsonderbrekingen de cruciale band onderstrepen tussen groei, innovatie en de beveiliging van de toegang tot grondstoffen.

Een daarvan, namelijk olie, blijft essentieel voor opkomende en ontwikkelde economieën. De periode van overvloed aan het begin van de 21e eeuw, gekenmerkt door de wedloop naar oliedominantie tussen Saudi-Arabië en de Verenigde Staten, lijkt evenwel voorbij. Deze periode (tussen 2005 en 2015) waarin het leek te volstaan met de voet op de olierijke grond van het Permian-bekken te trappen om een legioen vaten tevoorschijn te halen, zou kunnen gevolgd worden door een cyclus van nieuwe kartelvorming waarbij een minder overvloedig aanbod opnieuw de prijs zou kunnen bepalen.

De tijd waarin aandeelhouders van oliereuzen hun beklag deden over vertragingen in de investeringen in schalieolie is voorbij. Integendeel, de laatste bastions van de meest behoudsgezinde groepen (Chevron, Exxon) worden belaagd door groene activistische beleggers die hen dwingen om te diversifiëren buiten fossiele energieën. Daar waar ze olievelden ooit overspoelden zoals olie die uit een derrick spoot, zijn financieringen van frackingactiviteiten op dezelfde manier opgedroogd. Tot 2014 vertegenwoordigde de petrochemische sector de helft van de totale kapitaaluitgaven van Amerikaanse bedrijven, maar de sector werd gedisciplineerder ingevolge een consolidatiebeweging en zet nu meer in op aandeelhoudersreturn dan op groei.

De mondiale olie-industrie investeert nog ‘slechts’ 350 miljard dollar per jaar, tegenover 750 miljard zeven jaar geleden. Als we ervan uitgaan dat een oliemaatschappij gemiddeld ten minste een vijfde van haar investeringen moet besteden aan het in evenwicht houden van een reservevoorraad, dan is het risico dat het toekomstige aanbod opdroogt aanzienlijk. De reserves van sommige van de grootste projecten die momenteel geëxploiteerd worden op aarde, berekend in jaren, zijn naar schatting gekrompen van 50 naar 25 jaar.

In tegenstelling tot mijnbouwbedrijven staan oliemaatschappijen weigerachtig tegenover nieuwe investeringen in exploratie, ondanks de opvering van de prijs van het vat olie. Aardolie maakt minder deel uit van het stappenplan van de decarbonisatie dan koper, zink of lithium, terwijl de aandacht van directies verschuift naar hernieuwbare energieën als diversificatie van hun stroomopwaartse productieactiviteit. Voor beleggers biedt de sector twee voordelen: een bescherming tegen inflatie met een historisch disagio tegenover de rest van de markt (bijna 40 % als we rekening houden met de resultaten van de volgende 24 maanden). Dat is een tweemaal hogere risicopremie dan eind 2018, toen twijfels opdoken over de wereldwijde groei, wat vandaag ook het geval is.

Het belangrijkste risico voor de aandeelhouder is dat directies hun discipline zouden opgeven, nieuwe investeringen vrijmaken en opnieuw overcapaciteit creëren. Er is immers niets winstgevender dan schaarste. “Mijn vader was een goudzoeker, maar hij ontdekte alleen verveling”, zong Jacques Brel.