Macroscoop: Helderziend of ziende blind?

Door Enguerrand Artaz, Fund Manager La Financière de l'Echiquier.

Net zoals in maart, april en mei 2021 is de inflatie in de VS ook in juni weer aangetrokken tot een hoger niveau dan algemeen werd verwacht. Met 4,5% jaar op jaar bereikte de kerninflatie – de inflatie zonder voedings- en energieprijzen – haar hoogste niveau sinds 1991

. Nog opmerkelijker is de toename maand op maand. Met 0,9% was dat het op één na hoogste cijfer sinds begin de jaren 1980, alleen in april van dit jaar ging het nog harder.

Ook de prijzen van consumptiegoederen, tot slot, kenden met een stijging van 2,2% in juni een historische opleving.

Ondanks die cijfers toonde Fed-voorzitter Jerome Powell zich er in een hoorzitting voor het Amerikaanse Congres rotsvast van overtuigd dat de prijsstijgingen tijdelijk zijn en bleef de lange rente onder haar piekniveau uit het eerste kwartaal. Kunnen obligatiebeleggers en centrale bankiers in de toekomst kijken en zijn de oplopende prijzen inderdaad van voorbijgaande aard? Of sluiten zij bewust de ogen voor de aanzwellende bewijzen dat de inflatoire druk toeneemt?

Een nadere blik op de cijfers zet de hypothese van een tijdelijk fenomeen alvast op korte termijn ontegensprekelijk kracht bij. In juni tekenden tweedehandsauto's, die in april en mei al goed waren voor meer dan 37% van de stijging van de kerninflatie op maandbasis, namelijk voor 47,5% van de toename. We weten waarom de prijzen in dat marksegment zo sterk stijgen – door de schaarste aan computerchips is de productie van nieuwe auto's fors gedaald – en dat is onmiskenbaar een gevolg van vraag en aanbod die door de heropstart van de economie uit evenwicht zijn.

De voorlopende indicatoren, zoals de Manheim-index van de prijs van tweedehandsauto's, beginnen trouwens wat te verzwakken – dat doet vermoeden dat de piek in aantocht is. Een soortgelijke analyse kan worden gemaakt voor andere componenten die in juni sterk aan de inflatie hebben bijgedragen, zoals vliegtuigtickets.

Daar staat tegenover dat andere factoren de rol van die tijdelijke fenomenen kunnen overnemen en een structureel hogere inflatie kunnen teweegbrengen. Huisvesting speelt daarin nog steeds een belangrijke rol. De sterke stijging van de woningprijzen die het FHFA (Federal Housing Finance Agency) of hypotheekverstrekker Freddie Mac in de vastgoedtransacties vaststellen, komt nog niet tot uiting in de component 'huisvestingskosten' van de officiële inflatiecijfers.

Er geldt namelijk nog steeds een moratorium op verhogingen van de huurprijzen ... dat afloopt op 31 juli. De komende maanden kunnen de gestegen woningprijzen dus een grote impact hebben, ook al omdat huisvestingskosten bijna 40% uitmaken van de korf waarmee de kerninflatie wordt berekend.

Een tweede aandachtspunt zijn de lonen. De recentste cijfers van de Federal Reserve van Atlanta, die Jerome Powell met argusogen volgt, laten een merkbare stijging van de laagste lonen zien. Het recordaantal openstaande vacatures en het ijzersterke vertrouwen van de huishoudens dat er banen in overvloed zullen zijn, schetsen bovendien een situatie waarin de werknemers sterker staan en bij aanwerving een hoger loon kunnen eisen – al moet gezegd dat daar misschien verandering in komt wanneer binnenkort de werkloosheidsuitkeringen aflopen.

Enkele grote Amerikaanse bedrijven hebben daarenboven grootschalige loonsverhogingen aangekondigd. Afgelopen donderdag liet vermogensbeheerder BlackRock weten al zijn werknemers 8% opslag te geven.

Een laatste punt om nauwlettend in de gaten te houden, is de nog altijd grote druk op de prijzen in de toevoerketen, van grondstoffen en maritiem transport, bijvoorbeeld, waardoor de consumptieprijzen ook in een rist andere segmenten kunnen oplopen.

Al die elementen in beschouwing genomen, lijkt het irrationeel om bij voorbaat uit te sluiten dat er een spiraal van prijs- en loonsverhogingen op gang komt waardoor de Amerikaanse inflatie blijvend hoger uitvalt. Dat zou an sich ook niet negatief zijn, want het zou erop wijzen dat de Amerikaanse economie sterker is geworden en het zou het gewicht van de schuldenlast versneld doen afnemen.

Het zou echter wel een restrictiever monetair beleid noodzakelijk maken dan de markten – die momenteel bijzonder lichtzinnig met dat risico omgaan – vandaag verwachten. Gezien de huidige waarderingen is de kans groot dat risicovolle activa daarbij stevig in de remmen zouden gaan.

Zolang het wereldwijde economische klimaat zeer gunstig blijft voor het bedrijfsleven, zou een correctie echter waarschijnlijk een welkome adempauze zijn, die weinig zou veranderen aan de vooruitzichten voor de aandelenmarkten op middellange en lange termijn.